aanvankelijk liepen we op poetsvrouwdinsdag opgetogen van kamer naar kamer, van raam naar raam, van kastje naar muur. opgetogen, omdat de nieuwe poetsvrouw wonderen verrichtte. opgetogen, omdat wij niet wisten wat wij zagen: was dit ons huis, kon ons huis werkelijk zo schoon zijn?
maar dat waren de wittebroodsweken, nu zijn we gewend. erger nog, nu worden we krities. hee, dat richeltje! sjemig, die handgreep! kijk nou, een vlekje! en zien we stapeltjes belangrijke papieren die niet precies zijn teruggelegd. of schrijfgerei dat is verschoven. of een bankdeken die opgerold op de verwarming ligt.
dat ze niet denkt dat we zo maar alles aksepteren. dat we heus wel in de smiezen hebben wat ze doet. dat we ons daarom afvragen waarom we nu pas een poetsvrouw hebben...
maar dat waren de wittebroodsweken, nu zijn we gewend. erger nog, nu worden we krities. hee, dat richeltje! sjemig, die handgreep! kijk nou, een vlekje! en zien we stapeltjes belangrijke papieren die niet precies zijn teruggelegd. of schrijfgerei dat is verschoven. of een bankdeken die opgerold op de verwarming ligt.
dat ze niet denkt dat we zo maar alles aksepteren. dat we heus wel in de smiezen hebben wat ze doet. dat we ons daarom afvragen waarom we nu pas een poetsvrouw hebben...