donderdag 14 december 2006

Kabelbaanman kijkt zijn ogen uit

opblaasfoto
ik had al vaker met Kabelbaanman gesproken over de wandelgangen op mijn werk buiten het huis. Kabelbaanman proefde het woord dan zorgvuldig en alleen al dat proeven deed zijn hart bij voorbaat overslaan van spanning: w a n d e l g a n g e n. een woord met een belofte, zei ie dan. en nu stond ie daar zo maar inene, middenin een heuse wandelgang. godallemachtig, wat een eindeloze gang! hier kwam zijn Verrekijk nog eens goed van pas. en links en rechts allemaal kamers, tientallen kamers. en in al die kamers zaten kantoormannen en kantoorvrouwen met elkaar te praten. dat waren dan vergaderkamers, wist Kabelbaanman. en als er een kantoorman of kantoorvrouw eenzaam achter een schrijfmachine zat heette het een werkkamer, wist ie ook nog. en al die kantoormannen en al die kantoorvrouwen waren kollegaas van elkaar. en door de hele stad stonden nog veel meer van zulke gebouwen. allemaal met van die lange wandelgangen. met heul veul kamers. stuk voor stuk vol met kollegaas. en de opperkollega was de burgemeester, de baas van alle kamers en wandelgangen.
het duizelde Kabelbaanman. hij trok dit niet meer. hij wilde het liefst stante pede terug naar zijn veilige uitkijkpost aan het Kleine Keukenraam.
en zo geschiedde.

Geen opmerkingen: