omdat ik al weer zo lang mee ga weet ik natuurlijk ook ontzettend veel. zo weet ik dat de meeste ongelukken op de snelweg zich voordoen op de linker rijbaan. dus zeg ik tegen zoon J en zoonvriendin L dat ze op de franse autoroute zo min mogelijk in de linkerbaan moeten rijden, dat ze verdedigend moeten rijden. jaaahaaa, krijg ik dan te horen, jaaahaaa, nou weten we het wel.
of als er iemand het kelderlicht weer aan laat staan, dat ik dan zeg dat ze aan de zeehondjes moeten denken, omdat verspilling is vervuiling is milieu is zeehondjes die dood gaan is zielig, dat ze dan ook weer jaaahaaa zeggen, maar het niet doen.
en die langharige zogenaamd sympatieke fietser die een papieren zakdoekje in de goot mikt, dat ik dan de neiging heb om dat op te rapen en achter 'm aan te fietsen en naast hem ga rijen en 'm dan zeg dat ie wat verloren is. dat ik dat dus wel denk maar toch niet durf.
of neem nou het stapeltje ongelezen tabloids dat al weken lang naast die grote boom ligt in ons o zo groene plantsoen, dat ik dan denk, dat zou ik moeten oprapen en in de nabijgelegen prullenbak gooien, dat oogt vast een stuk beter, maar dat ik dan ook weer denk: waarom doen de straatschoonmakers dat niet, waar betalen we anders belasting voor, en dat ik die kranten dan maar gewoon laat liggen.
het is door dit alles dat ik voel dat ik verander in een knorrige betweterige ouwe man die zich binnensmonds mopperend en mompelend door de grote boze stad beweegt.
ik word een izegrim.